De stelling van het Absolutisme

yinyang.jpg

De zienswijze dat de Golden-Light Soetra (sanskiet: Suvarnabhasa) louter is gebaseerd op de onvergankelijke, onveranderde, tijdloze woorden van de Boeddha is m.i. duidelijk terug te voeren tot wat men in hetzelfde Boeddhisme "Eternalisme" (of Absolutisme) noemt i.t.t. tot de andere extremistische (foutieve) zienswijze dat "Nihilisme" wordt genoemd.
Beide zienswijzen leiden in ieder geval niet tot een ware realisatie van de Leegte (van onafhankelijk bestaan) en dit is door de Boeddha en andere grote Meesters (o.a. Nagarjuna) tot in de details uiteengezet!
Zelfs op het gebied van de Logica, dat in de 'Absolute zienswijze' van doorslaggevend belang wordt geacht, gaat dit "absolute standpunt" niet op. Dit leg ik later in dit verslag uit.
Ik heb dit aangetoond in mijn betoog over Koning Susambhava (zie ho. 13), die de monnik Ratnoccaya opzoekt die de Suvarnabhasa aan het bestuderen/verkondigen is, in èèn van de vorige levens van Shakyamuni Boeddha, heel lang geleden (als Chakravartin-Koning: een Wereldheerser die zo’n 80.000 jaar kan leven en regeren). Iets verkondigen wat nog moet ontstaan in een verre toekomst, 'de Suvarnabhasa' oftewel 'de Sutra van het Gouden Licht' in dit geval dus, zou de belangrijkste Boeddhistische leerstellingen van de oorsprongsafhankelijkheid en die van oorzaak en gevolg (karma) teniet doen, want de Suvarnabhasa bestond nl. nog lang niet in de tijd van Koning Susambhava en de monnik Ratnoccaya. Zodoende zouden we volgens Nagarjuna (de grootste gerealiseerde Meester op het gebied van de Leegte) de hele leer van de Boeddha afwijzen!
Nagarjuna verklaart dat indien het principe van de Ontstaansafhankelijkheid (de 12 Nidana’s) of de leer der Leegte ongeldig zou zijn, als verschijnselen niet ontbloot zouden zijn van een onafhankelijk en eigen bestaan en van een intrinsieke realiteit, ze absoluut zouden zijn; daarom zou er geen ruimte zijn voor het principe der oorsprongsafhankelijkheid, die tot begrip van de ware betekenis van de Leegte leidt, en voor het principe van 'Onderlinge Afhankelijkheid'. Als dat zo zou zijn, zouden er geen causaliteitsprincipes werkzaam kunnen zijn en zou de holistische werkelijkheidsbeschouwing (punt 4 van de viervoudige Indische Logica: noch zijn, noch niet- zijn, die tot inzicht in de Leegte leidt) een misvatting zijn. En als dat zo zou zijn zou de hele gedachte van de Vier Edele Waarheden krom zijn. Daarmee zouden we dus de hele leer van de Boeddha afwijzen. Dan kunnen we gewoon maar raakleven, want de Wet van oorzaak en gevolg is verworpen, zonder enige ware realisatie van de Leegte.
Wat Nagarjuna nu doet is dat hij alle kritiek tegen deze stelling omkeert door te verklaren dat vanuit het perspectief van de realisten en 'het absolute', de hele leer van de Boeddha afgewezen zou moeten worden.
Hij vat zijn kritiek samen door te zeggen dat ieder geloof of stelsel dat de leer der Leegte afwijst nergens een samenhangende verklaring voor kan geven, terwijl ieder geloof of stelsel dat dit principe 'van Ontstaansafhankelijkheid' (dit ontstaat, dat ontstaat, dit stopt dat stopt; de essentie van de 12 schakels van 'Afhankelijk Ontstaan'), deze leer der Leegte aanvaardt, een samenhangend beeld van de werkelijkheid kan geven. Wanneer uw inzicht in de leegte van inherent bestaan van alle verschijnselen aan diepte wint, raakt u evenzo sterker overtuigd van de feitelijke werkzaamheid van oorzaak en gevolg, zodat u meer respect krijgt voor de conventionele realiteit en de relatieve wereld. Dus er bestaat een belangwekkende complementaire relatie tussen beide gezichtspunten. Vasthouden aan de dingen alsof ze absoluut, onafhankelijk en singulier zijn, berust op een misvatting van de werkelijkheid die zijn oorzaak heeft in onwetendheid en de verstorende emoties. Aangezien het dit louter conventionele ‘zelf’ of ‘ik’ of individu is dat naar het bereiken van zijn verlossing streeft of uiteindelijk tot Boeddha transformeert, is zelfs Boeddha niet absoluut! (noch zijn woorden).
Zelfs de Leegte zelf, die als het diepste wezen van de werkelijkheid wordt beschouwd, is niet absoluut, noch bestaat ze op zichzelf. We kunnen ons de leegte niet als los van een verschijnselmatige basis voorstellen, omdat we bij het analyseren van de aard der werkelijkheid zien dat ze verstoken is van een eigen bestaan. Onderzoeken we de Leegte zelf en kijken we waar haar wezen of situatie of bestaan zich bevindt, dan zien we dat ook zij ontbloot is van een eigen bestaan.
Daarom onderwees Boeddha de Leegte van de Leegte. Wanneer we naar de ware aard van een object, verschijnsel, of persoon zoeken vinden we deze Leegte. Maar dat betekent niet dat de Leegte zelf absoluut is, aangezien de Leegte als denkbeeld of als entiteit deze analyse niet kan doorstaan. Zouden we de Leegte zelf tot onderzoeksobject nemen, dan zouden we haar niet kunnen vinden. Niettemin vinden we de Leegte in sommige teksten beschreven als de uiteindelijke waarheid. Daarbij moeten we begrijpen wat er met ‘uiteindelijke’ wordt bedoeld. Men dient deze term niet in Leegte-zin aan te zien voor uiteindelijk waar, of absoluut: er is hier veeleer sprake van de ‘uiteindelijke waarheid’ als object van het inzicht dat de aard der werkelijkheid doorschouwt.
Als u nu begrijpt hoe belangrijk het is oog te hebben voor de onderlinge afhankelijkheid van oorzaak en gevolg en dat een gevolg dus nooit aan de oorzaak kan voorafgaan, zoals de Golden-Light Sutra (in ho. 13) over Susambhava volkomen foutief weergeeft, waarin de monnik Ratnoccaya, die later nog de Boeddha Akshobya moet worden en de Suvarnabhasa in de toekomst nog moet zegenen? toen al als monnik de Suvarnabhasa zat te bestuderen en te reciteren, en het uiteenzette aan Koning Susambhava, die (eveneens) pas veel later Shakyamuni Boeddha zou worden en toen de Suvarnabhasa voor het eerst ging verkondigen te Radjagriha? [De Suvarnabhasa bestond dus (op tekstuele basis zelfs) nog lang niet in de tijd van Susambhava en Ratnoccaya.] Dit zou dus volkomen tegen de hele leer van Shakyamuni Boeddha indruisen. Deze verklaring wijst op het belangrijke kenmerk van de 'Ontstaansafhankelijkheid', n.l. dat de oorzaak die de gevolgen teweegbrengt zelf een oorzaak moeten hebben. Als de oorzaak een eeuwig bestaande, permanente absolute hoedanigheid is, kan die hoedanigheid zelf geen gevolg van iets anders zijn. Als dat zo zou zijn, zou ze niet het vermogen hebben een gevolg te veroorzaken. Daarom moet er allereerst een oorzaak zijn en moet ten tweede die oorzaak zelf een oorzaak hebben. Bovendien leerde de Boeddha dat het gevolg met de oorzaak moet stroken-dat die twee met elkaar moeten accoderen.

Het is dus niet zo dat alles alles kan voortbrengen: er moet een speciale relatie tussen oorzaak en gevolg bestaan.

In Nagarjuna’s 'Fundamental Text Called Wisdom (XXIV18)' staat:

‘Dat wat 'Afhankelijk Ontstaan' is
noemen wij Leegte,
Dat is iets vermeend dat afhankelijk is
van iets anders;
En dat is nu precies de weg van het midden.’


Logica


De logica van Aristoteles berust op de stelling van de identiteit (a is gelijk aan a), de stelling van de tegenspraak (a kan niet zowel a als niet-a zijn). Hiernaast geldt (en doet dat al sinds vroege tijden) de zgn. paradoxale logica. Zij postuleert dat a en niet-a in gelijke mate predikaten van x kunnen zijn. De rationele westerse mens denkt dat de wereld logischerwijze alleen volgens de Aristotelische logica functioneert, maar merkt niet dat in zijn naaste omgeving voortdurend ook paradoxale logica voorkomt. Wat volkomen onlogisch lijkt vanuit het gezichtspunt van de Aristotelische logica, kan vanuit de paradoxale logica volkomen logisch zijn. Zo ontdekte Freud al dat liefde en haat heel dicht bij elkaar kunnen liggen. De Quatummechanica van de moderne atoomfysica heeft reeds lang geleden haar eigen logica, de quantumlogica ontwikkeld, d.m.v. een veranderde houding van de quantumtheorie ten aanzien van de methodologie van de onderwerp/lijdend voorwerp scheiding. Dus die scheiding welke ook Zen als bedrieglijk heeft erkend.

Een hoofdstelling van de Zenmeester Hakuin luidt: "Het onderscheid tussen onderwerp en lijdend voorwerp bestaat alleen zolang als het ik-bewustzijn er is."
Iedere moderne atoomfysicus (en ware Boeddhist) kan deze stelling zonder reserve onderschrijven; Hakuin formuleerde dit reeds in de 18e eeuw. De Mahayana-Boeddhisten doorschouwen dit principe weer d.m.v de Leegte (van onafhankelijk-bestaan) van alle objecten, verschijnselen en personen en 'de Oorsprongsafhankelijkheid' (en daarmee weer het causaliteitsprincipe.)
Nog een ander soort van logica wordt 'meer-dimensionaliteit' genoemd.
Lama Govinda stelt: "Er zijn net zoveel soorten logica als er dimensies zijn." Govinda herinnert eraan dat soortgelijke logicasystemen zoals die welke door de moderne theoretische fysica onloochenbaar zijn geworden, reeds duizenden jaren geleden in het Hindoeïsme en Boeddhisme hebben bestaan. De Indische logica bouwt niet op de stelling van tegenspraak en de uitgesloten derde, maar op viervoudige logica, die de volgende uitspraken over een lijdend voorwerp mogelijk maakt:

1.Het is
2.Het is niet
3.Het is en is niet,
4.Er kan noch van het object gezegd worden, dat het is, noch dat het niet is.

Met andere woorden, de Indische logica stelt vier mogelijkheden voorop:

1.Het zijn of bestaan van een object
2.Niet-zijn of niet bestaan
3.Zijn zowel als niet-zijn
4.Noch zijn noch-niet zijn

Punt 4 correspondeert duidelijk weer met de Leegte van onafhankelijk bestaan van alles. Niets is absoluut, noch inherent bestaand, maar ontstaansafhankelijk en daarom vrij van de twee extremen; eternalisme (het geloof in absoluut bestaan) en nihilisme (het geloof dat er niets bestaat). Dit wordt nog eens door de Quantummechanica bevestigt in de wetenschap dat op subatomair-niveau de allersubtielste "materie" soms als deeltjes en soms als energie wordt waargenomen, en dat zelfs de waarnemer zelf beïnvloedt wat hij ziet, dat weer (zelfs op subatomair-niveau) het causaliteits- en ontstaanafhankelijkheidsprincipe en de Leegte van inherent bestaan van alles bevestigt. [ Niets is wat het lijkt, niets lijkt wat het is]

Marc Sylvester van Druten

k62.jpeg