De geschiedenis van 'De Sutra van het Gouden Licht'

sksjsj.jpgdorjesempa1.jpg

wierook13.jpegwierook-3.jpegwierook22.jpeg

Dit boek is vertaald door Marc van Druten vanuit de diverse vertalingen in het Engels en Duits, welke vertalingen weer gebaseerd zijn op de Sanskriet en diverse Tibetaanse vertalingen.
© Marc van Druten


INLEIDING


Ieder werk met betrekking tot de Suvarnabhasottama S?tra heeft veel te danken aan Johannes Nobel (1887-1960), die veel tijd in zijn leven* heeft toegewijd aan de studie ervan. Het is zijn editie van de Sanskriet tekst die hier is vertaald. De belangrijkste Tibetaanse versies en een Chinese versie van I-tsing’s yi jing is eveneens dank verschuldigd aan Nobel.
Het aanzienlijk aantal gevarieerde versies van de Suvarnabhasa weerspiegelt de samengestelde aard van de Suvarnabhasa. Deze compilatie moet grotendeels voltooid zijn in het begin van de vijfde eeuw AD, toen Dharmakshema het in het Chinees had vertaald, hoewel de evolutie en uitbreiding van dit werk gewoon doorging! I-tsing’s versie ongeveer 300 jaar later, is opmerkelijk uitgebreider.

b23.jpg

Nobel heeft in de inleiding van zijn uitgave die gebaseerd is op de Sanskriet tekst, in detail aangetoond dat de Suvarnabhasa is gebaseerd op Hoofdstuk 3; "Het Hoofdstuk over Bekentenissen", het Opbiechten van zonden, speciaal ter gelegenheid van de 'Uposatha festivals', die tot de allereerste perioden van de Boeddhistische beoefeningen behoren. De geboorte verhalen (over de vorige levens van de Boeddha; de jataka’s), behoren eveneens tot de oudste werken. De Suvarnabhasa bevat deze ook en het beroemdste hoofdstuk daarvan is hoofdstuk 18; over de Tijgerin. Een jataka verhaal verschaft de opzet van de uiteenzetting van de belangrijkste Boeddhistische leerstelling, die bekend staat als "de keten van oorzaak en gevolg" (Prat?yasamutpada) en die vanwege zijn grotere filosofische waarde al vroeg bekend werd om de Vier Edele Waarheden te verdringen. De Vier Edele Waarheden worden dan ook niet vermeld in de Suvarnabhasa! Zelfs "de keten van oorzaak en gevolg" bestaat niet werkelijk, volgens de Mahayana leerstellingen over de Leegte (sh?nyata), zoals uitgelegd wordt in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 5 is duidelijk (later) toegevoegd om de s?tra meer populaire en filosofische waarde te geven, door middel van een korte verklaring van de centrale grondstelling binnen de Mahayana leer: niet alleen bestaat er geen individu, maar de elementen waarin hij na analyse in wordt opgedeeld bestaan eveneens niet. In het kort samengevat; niets bestaat (onafhankelijk).


* Voor zijn leven zie in-memoriam door W. Rau, ZDMG, 111, 1961, 6-12. Een bibliografie is verschenen in Jñanamuktaval?, ed. C. Vogel, New Delhi 1959 (=Festschrift Nobel).
Voor een bibliografie van deze jataka see É. Lamotte, Le traité de la grande vertu de sagesse de Nagarjuna, Louvain 1949, i, 143 n.l, and M.J. Dresden, The Jatakastava or "Praise of the Buddha’s former births", Trans. Am. Phil. Soc., NS, xlv.5, 1955. 449 (no. 20).


De Suvarnabhasa werd in Nepal tot één van de negen Dharma’s gerekend. Zijn gewichtigheid voor de Mahayana Boeddhisten wordt geopenbaard door het grote aantal vertalingen en manuscripten, die zowel geheel als gedeeltelijk bewaard zijn gebleven. De Suvarnabhasa is niet alleen in het Tibetaans en Chinees vertaald, maar eveneens in andere talen, zoals Uighur, Mongolisch, Sogdian, Khotanese en Hsi-hsia (Tangut). In Japan was het al in de 7e eeuw bekend en heeft een belangrijke rol in het Japanse Boeddhisme gespeeld.

233.jpg

Het is de beroemde geleerde en pelgrim I-tsing yi jing (635-713 AD) geweest, die grotendeels verantwoordelijk is geweest voor de verspreiding en de popularisering van de Suvarnabhasa onder het volk. De Tibetaanse, Sogdian, Hsihsia en Uighur versies zijn allemaal op zijn vertaling gebaseerd. Zijn vertaling schijnt zijn populariteit te danken te hebben aan zijn helderheid en elegante stijl. Het heeft de eerdere Chinese versies volledig op de achtergrond doen geraken. De eerste van deze was van Dharmakshema, die in 414 AD naar China kwam. Zijn versie is bewerkt door vertalers uit de 6e eeuw, wier werk niet meer bestaat. Paramartha’s vertaling en o.a. de gezamenlijke versie van Yashogupta en Jñanagupta, werden door Pao Kuei (bao gui) gebruikt, om in 600 AD een gecombineerde versie van de werken van al zijn voorgangers te maken.
I-tjing’s vertaling, die in 703 AD is gepubliceerd, is geheel nieuw, alhoewel ook hij gebruikt heeft gemaakt van eerdere werken. Wat betreft het Sanskriet is zijn vertaling betrouwbaarder dan van zijn voorgangers, maar hij is wel zo vrij geweest de Sanskriet-versie achter zich te laten waar de tekst hem corrupt scheen of moeilijk te begrijpen. Zijn versie is daarom van geen nut om de Sanskriet-versie die nog in leven is te herstellen.
Er zijn drie belangrijke Tibetaanse-versies overgebleven. Tib. I komt precies overeen met onze Sanskriet tekst. Het is mogelijk dat dit de versie is, die door M?lashoka en Jñanakumara in de 1e helft van de achtste eeuw gemaakt is. Tib. II en III dateren uit de 1e helft van negende eeuw onder het bewind van Ral-pa-can. Tib. II werd door Jinamitra, Sh?lendrabodhi en Ye-shes-sde vervaardigd; Tib. III door Chos-grub. Tib. II is gebaseerd op een Sanskriet tekst die niet duidelijk verschilt van een tekst die voor Tib. I is gebruikt. Maar Tib. III is een vertaling van I-tsing’s beroemde versie.
Enkele andere Tibetaanse-versies zijn gedeeltelijk gebaseerd op een Sanskriet origineel, zoals vertoond door C. Oetke.
Volgens de mening van Nobel is de overlevende Sanskriet tekst niet eerder terug te dateren dan het midden van de 5e eeuw. Dharmakshema schijnt zeker een primitievere versie te hebben gebruikt.
De enige versies die van belang kunnen zijn om de Sanskriet tekst te herstellen, zijn de Khotanese-versies, maar die zijn alleen in fragmenten overgebleven. Hun gewichtigheid is het feit dat zij letterlijke vertalingen zijn, gemaakt met één belangrijke uitzondering, n.l. direct uit het Sanskriet. Aanzienlijk meer van de Khotanese-versies is heden beschikbaar, dan indertijd aan Nobel bekend was. En SkjærvØ heeft in detail hun verwantschap met de verschillende Sanskriet herzieningen onderzocht, één voor één. Zijn conclusie luidde dat de Oude Khotanese manuscripten zijn gebaseerd op de herziene uitgave B van de Sanskriet tekst. Dat is de originele versie weerspiegeld door de Sanskriet manuscripten A-G (en J) en Tib. I. Hij vond geen bewijs voor een Khotanese traditie gebaseerd op revisie A, waarvan Nobel veronderstelde dat het de grondslag had gevormd van Dharmakshema’s vertaling en weerspiegeld werd in de Mironov fragmenten. Wat betreft het latere Khotanese materiaal schijnen sommige fragmenten een primitieve versie van revisie C te representeren, die SkjærvØ beschouwt als de grondslag voor Pao Kuei’s gecombineerde versie en Tib. II. De latere uitvoering van de Khotanese versie, ingesloten in manuscript P 3513, volgt de versie van I-tsing of Tib. III. Vergelijk vooral de conclusie (74v3-75v2 KT I.249) met I-tsing 413C, Nobel, Chinese, p. 94. Bovendien wordt de latere Khotanese versie van Sanskriet hoofdstuk 3 beschreven als ‘tcura’ ‘vierde’ (75v2) in overeenstemming met de Chinese-versie, terwijl Sanskriet hoofdstuk 4 wordt beschreven als tc?ram[ä] ‘vierde’ (a2) in de oude Khotanese versie.
Er moet bekend worden gemaakt dat de titel van de s?tra in de Khotanese versies consequent opgeschreven zijn zonder pra. Dit is in overeenstemming met de Centrale Aziatische Sanskriet Manuscripten en maakt het aannemelijk dat de Suvarnabhasottama de oorspronkelijke naam was, alhoewel Suvarnaprabhasottama elders vroeger ook voorkwam
(Tib. I en Mahavyutpatti 1339). De titel was oorspronkelijk alleen van toepassing op "Het Hoofdstuk over Bekentenissen", in hoofdstuk 3, waaromheen de s?tra geleidelijk is opgebouwd, zoals door Nobel in detail is aangetoond.


Nobel


wierook13.jpegk24.jpegwierook23.jpeg