3. Over Bekentenissen (De Suvarnabhasa)

lantauhongkong.jpgk63.jpeggoldendrum.jpeg

Voorwaar, toen viel de Bodhisattva Ruciraketu in slaap. Midden in zijn slaap zag hij een gouden trommel, gemaakt van goud, die net zoals de zon overal licht naartoe straalt. En in alle richtingen zag hij ontelbare Boeddha’s, gezeten op zetels van beril ter hoogte van juwelenbomen omgeven en vereerd door honderdduizenden die de Wet (de Dharma) aan het prediken waren.
En daar zag hij een man die op een brahmaan leek, op die trommel slaan. Uit het geluid van de trommel hoorde hij deze bekentenissen komen. En zodra de Bodhisattva Ruciraketa wakker werd, herinnerde hij zich deze verzen over het opbiechten. Deze verzen indachtig, vertrok hij vroeg in de morgen naar de grote stad Radjagriha met vele duizenden wezens. Hij ging naar de berg Grdhrakuta waar de Heer was en naderbij gekomen en met zijn hoofd de voeten van de Verhevene te hebben vereerd, liep hij drie maal rechtsom de Verhevene heen en ging naast hem zitten. Toen hij zo naast de Tathagata zat, vouwde de Bodhisattva Ruciraketu eerbiedig zijn handen voor de Volkomene en sprak deze verzen van belijdenis, die hij gehoord had van het geluid van de trommel midden in zijn slaap:

dsc00404.JPGbuddha.jpeg

"‘s Nachts, toen ik niet moe was,
viel ik in slaap en zag een stralende trommel,
omgeven door een gouden licht
dat net als de zon
zijn licht overal naartoe straalde.

Het straalde in de tien (hemelen) richtingen.
Ik zag overal Boeddha’s.
Ze zaten op bomen vol met juwelen
en op zetels van beril
aan het hoofd van een vergadering van honderdduizenden.

Ik zag een brahmaan op de trommel slaan
en terwijl hij erop sloeg,
kwamen deze verzen eruit voort:

‘Laat door de uitmuntende trommel van goud licht,
de ellende in de drieduizendvoudige werelden,
het leed in de boze werelden,
de ellende in de wereld van Yama*
en het leed van armoede hier in de drievoudige wereld,
opgeheven worden.

yama.jpg

*Nadat hij door Yamantaka was verslagen, is de doodsgod Yama zelf een Dharmapala (=een Beschermer van de Dharma) geworden. Hij beslist, op grond van hun karma, naar welk rijk van wedergeboorte de doden gaan.

En moge door het weerklinken
van het geluid van de trommel
alle problemen in de wereld opgeheven worden,
de wezens vrij van angst zijn,
net zoals de grote Wijzen
vrij van angst zijn en onbevreesd.

Precies zoals de grote Wijzen
die alles weten van het cyclisch bestaan (en daar voorbij),
begiftigd zijn met alle grootse deugden,
mogen zo ook mensen oceanen van verdiensten worden,
begiftigd met de deugden van meditatie
en de (zeven) kenmerken van de Verlichting.

En moge door het weerklinken
van het geluid van de trommel
alle wezens de stem van Brahma* bezitten.
Mogen zij de hoogste Verlichting,
het Boeddhaschap bereiken.
Mogen zij het wiel van de Dharma draaien.

wheeloflife.jpg

Mogen zij onvoorstelbare aeonen lang blijven leven.
Mogen zij de Dharma verkondigen
voor het welzijn van de wereld.
Mogen zij onzuiverheden, ellende en leed,
begeerte, haat en onwetendheid opheffen.

Mogen deze wezens,
die verblijven in de lagere bestaanswerelden
met hun ledematen brandend in razend vuur,
het geluid van de trommel horen.
Mogen zij het refrein overnemen:
"Hulde aan de Boeddha!"

Mogen alle wezens zich bewust zijn
van hun vorige levens
gedurende honderden triljoenen levens.
Laten zij, die voortdurend indachtig zijn
van de grote wijzen, hun woorden horen,
want het is indrukwekkend.

*De stem van een Boeddha bezit vierenzestig verschillende welluidende, melodieuze kwaliteiten.

En mogen zij door het weergalmen
van het geluid van de trommel
altijd een ontmoeting met de Boeddha’s hebben.
Mogen zij slechte daden vermijden.
Mogen zij goed karma verzamelen.

Moge ik voor die mensen, Asura’s en alle wezens
die verlangens en wensen hebben,
al hun wensen vervullen
door dit weergalmen
van het geluid van de trommel.

Voor die wezens die zijn wedergeboren
in de hete hellen,
hun ledematen brandend in razend vuur,
hulpeloos en overstelpt met verdriet,
hopeloos en doelloos ronddolend,
zal het vuur gedoofd worden.

Mogen voor de wezens
die in diepe ellende zijn gedompeld
en in verschrikkelijke hellen
tussen geesten of in de mensenwereld
terecht zijn gekomen,
al hun ellende opgeheven worden
door dit weergalmen
van het geluid van de trommel.

En moge ik voor hen die gevangen zitten,
reddeloos zijn en geen Toevlucht* hebben,
de bevrijder, de redder, de verlosser
en de voortreffelijke beschermer zijn.

dsc00411.JPG

Mogen de Boeddha’s,
wier geesten vol zijn
van genade en mededogen,
over mij waken,
zij die de beste zijn
onder de tweebenige wezens,
en verblijven in de tien richtingen
van de wereld.

*De drie Arya Juwelen (de Boeddha, de Dharma en de Sangha) zijn 'de drie objecten van Toevlucht'. De Boeddha zei in zijn laatste les tegen de Sangha: "Jullie moeten op jezelf vertrouwen en op niemand anders. Jullie moeten de Dharma tot jullie licht, steun en Toevlucht maken en je op niets anders verlaten; maak de Wet, de Dharma tot uw licht!"

En ik zal alle kwade en wrede daden
die door mij in het verleden zijn begaan,
allemaal aan de Boeddha’s opbiechten.

Welk kwaad ik ook gedaan mag hebben
door mijn ouders niet te bezoeken,
de Boeddha’s te veronachtzamen
en het goede te verwaarlozen;

Wat voor kwaad ik dan ook gedaan heb
onder negatieve invloed van autoriteiten,
door hoge afkomst, op jonge leeftijd,
door slechte gedachten, woorden en daden,
door het veronachtzamen van een ongeluk,
door de gewoonte dom te redeneren;

Uit onwetendheid*, onder invloed van een slechte vriend,
afgeleid door een geest in onzuiverheden,
onder dwang van sport of genot,
uit angst of door woede,
door schulden of gebrek aan geld,
door omgang met onedele mensen;

Uit jaloezie en begeerte**,
door bedrog of diepe ellende,
door te falen in het overwinnen van mijn verlangens
vanwege angst voor problemen,
door een grillige geest of hartstocht en woede;

Door honger en dorst, voor drank en voedsel,
voor kleding, voor vrouwen,
door diverse onzuiverheden,
door slecht karma verzameld
op drievoudige wijze met lichaam, spraak en geest;
ik biecht alles op!

*Onwetendheid wordt binnen het Boeddhisme als het grootste vergif gezien, waar
**alle verstorende emotie’s, zoals begeerte, woede, haat, jaloezie etc. hun oorsprong vinden.
Tevens berust de gehele keten van ‘de Twaalf Schakels van Afhankelijk Ontstaan’ (eveneens op uitvoerige wijze beschreven in o.a. hoofdstuk 17) op Onwetendheid, al door de Boeddha uitgelegd in èèn van zijn vorige levens als Jalavahana, de Zoon van de Koopman.

Welk gebrek aan eerbied
ik dan ook aan de Boeddha’s,
zijn leer (de Dharma), Shravaka’s,
Pratyekaboeddha’s* en Bodhisattva’s
mag hebben getoond;
ik biecht het allemaal op!

[Als ik gebrek aan eerbied heb getoond
aan hen die de Dharma verkondigen
of aan andere verdienstelijke wezens,
dan beken ik dit allemaal.]

Mocht ik onbewust voortdurend
de Dharma verworpen hebben
of gebrek aan eerbied heb getoond aan mijn ouders,
dan beken ik dit alles.

Welk kwaad ik dan ook gedaan moge hebben
uit dom of dwaasheid, trots en hoogmoed,
hartstocht, haat of zinsbegoocheling,
ik beken dit allemaal!

Ik zal de Boeddha’s in de tien richtingen
van de wereld vereren.
Ik zal de wezens in de tien richtingen
verlossen van alle ellende.

Ik zal alle onvoorstelbaar vele wezens
naar het tiende Bodhisattva niveau (bhumi)** brengen.
Mogen zij allen Tathagata’s worden.

Moge ik mijn missie
ter wille van het welzijn van alle voelende wezens
voor miljoenen aeonen blijven uitoefenen,
totdat ik in staat ben
iedereen uit de oceaan van leed te bevrijden.

Dat ik deze diepzinnige "Bekentenis"
aan die wezens maar verklaren mag.
De uitmuntende Suvarnabhasa genaamd,
veroorzaakt de vernietiging van alle slechte daden.

*Er zijn twee soorten van hinayanis: hoorders (Shravaka’s) en alleenstaanden die tot realisatie komen (Pratyekaboeddha’s).
**Het tiende Bodhisattva-niveau (het superieure Pad) is de laatste trede op het spirituele pad, voordat een voelend wezen het Boeddhaschap bereikt.

Door het éénmaal te verkondigen,
wordt al het kwaad dat men gedaan heeft
in duizenden aeonen, vernietigd.

Moge het zo zijn dat ik
op het tiende Bodhisattva niveau mag verblijven,
de keuze gemaakt door mij uit de tien juwelen,
door deze bekentenis (biecht)
en de schitterende en uitmuntende Suvarnabhasa
te hebben verklaard,
waardoor vlug de hindernissen die ontstaan zijn
door daden in het verleden vernietigd worden.

k52.jpeg

Dat ik al de kwaliteiten
van de Boeddha mag uitstralen.
Dat ik de voelende wezens over de oceaan
van het cyclisch bestaan (samsara) mag voeren.

En dat ik de stromen in de zee van de Boeddha,
de onpeilbare diepe oceaan van
verdiensten en alwetendheid mag vullen
met onvoorstelbare Boeddha kwaliteiten.

Dat ik een uitmuntende Boeddha mag worden
met honderdduizenden meditaties,
onvoorstelbare magische formules,
met zintuigen die beschikken over
de tien krachten (siddhis)
en de (zeven)* eigenschappen van Verlichting.’

Mogen de Boeddha’s met hun alerte geesten
over me waken.
Moge zij met meedogende geesten
mijn zonden vergeven.

*De zeven kenmerken of eigenschappen van een Arya-wezen zijn: 1. Daadkracht, 2. Visualisatie, 3. Concentratie, 4. Wijsheid,
5. Gelijkmoedigheid (de 4e dhyana), 6. Blijmoedigheid (vreugde),
7. Verdraagzaamheid. Ze maken deel uit van een groep van 37 factoren die nodig zijn om de Verlichting te kunnen bereiken (b.v. Mededogen).

Door het kwaad dat door mij
honderden aeonen geleden is gedaan,
bezit ik nu een verstoorde geest
die diep ongelukkig is,
vol met ellende en angst.

Door een ongelukkige geest te hebben,
vrees ik voortdurend slechte daden.
Waar ik ook heenga,
er is voor mij nergens plezier te vinden.

Alle Boeddha’s zijn vol mededogen.
Zij vegen de tranen van alle wezens weg.
Mogen zij mijn zonden vergeven*
en me bevrijden van angst.

Mogen de Tathagata’s de bezoedelingen
van onzuivere daden wegnemen.
En mogen de Boeddha’s mij baden
in stromend water van mededogen.

Ik biecht al het kwaad op dat ik
in het verleden en in het heden begaan heb.
Ik neem mij voor om in de toekomst
geen enkele slechte daad meer te begaan.

Ik zal al het kwaad
dat ik gedaan heb niet verzwijgen.
De daden van lichaam, spraak en geest
zal ik allemaal opbiechten.

Wat ik ook gedaan heb met lichaam, spraak en geest,
de tien onheilzame daden** die indruisen
tegen de beoefening van de hogere ethiek,
ik beken ze allemaal.

*In het Boeddhisme wordt het bestaan (het concept) van God of een Schepper (buiten ons) ontkent, daar; alles in werkelijkheid 'Leeg van Onafhankelijk Bestaan' is, het continuüm van de geest sinds beginloze tijden al bestaat en er dus geen begin te vinden of aan te wijzen is (geen eerste oorzaak). Wel erkent het Boeddhisme het bestaan van de goden (scheppers) van de hemelen èn aarde. De Geest zelf, is de ware Schepper van de fenomenen binnen Samsara.
Goede en slechte ervaringen worden dus door de eigen handelingen (de Wet van oorzaak en gevolg) bepaalt en kunnen daardoor dus door niemand anders vergeven of opgeheven worden, dan door de persoon zelf, en ook niet door de Boeddha, anders had hij dat allang gedaan. De Boeddha bezit alle kennis en vaardigheden om de wezens van het cyclische bestaan te bevrijden, maar hij kan alleen de Weg wijzen, wij zelf moeten die bewandelen.

**De drie fysieke ondeugden zijn: doden, stelen en seksueel wangedrag.
De vier ondeugden van het spreken zijn: liegen, tweedracht zaaien, schelden en zinloos geklets.
De drie mentale ondeugden zijn: begeerte, haat en onwetendheid.
Opgeteld komt men zo tot de tien onheilzame daden van lichaam, spraak en geest.

Moge ik die tien slechte daden vermijden
en moge ik de tien goede daden blijven beoefenen.
Moge ik op het tiende Bodhisattva niveau verblijven
en een uitmuntende Boeddha zal worden.

Welk kwaad ik dan ook begaan mocht hebben
door ongewenste handelingen te verrichten,
en die bittere vruchten hebben afgedragen,
ik zal het allemaal in de aanwezigheid
van de Boeddha’s bekennen.

Zij die in dit Jambudvipa*
en in andere werelden
een goede daad verrichten,
feliciteer ik van harte.

En wat voor verdienste door mij dan ook
door lichaam, spraak en geest is verworven,
moge ik door die bron van verdiensten
de volkomen Verlichting bereiken!

Welk ernstig kwaad ik dan ook
in het tumult van het cyclisch bestaan
of door domme gedachten begaan heb,
ik biecht dit allemaal op
in de aanwezigheid van de Boeddha.

En ik biecht al het kwaad op
dat door mij is verzameld
door de benauwing van de geboorte,
door diverse drukke activiteiten;

Door de druk van het dagelijks leven,
de druk van de wereld,
de grillen van een wispelturige geest,
onzuiverheden veroorzaakt door dommen en stommen;

*In de Kosmologie van de Abhidharmakosha wordt Jambudvipa als het zuidelijke deel van de vier hoofd-continenten van dit wereldsysteem beschreven. Het is het continent waar iedere Boeddha zijn Verlichting toont en zijn Leer verkondigt, terwijl slechts de gewone wezens van dit continent, het Pad dat naar de Verlichting voert, moeten afleggen.

Door zich in te laten met slechte vrienden,
uit angst, door begeerte, haat, onwetendheid,
bezoedelingen en verduistering,
door kansen die zich voordoen;

Onder zware druk van de tijd,
Onder druk door het verzamelen van verdiensten,
of in ‘t nauw voor de Boeddha gebracht,
biecht ik al dit kwaad op.

Ik vereer de Boeddha’s,
die als oceanen van verdiensten
en als bergen schitteren
met de kleur van goud zoals de Sumeru.

Ik neem toevlucht tot die Boeddha’s
en met mijn hoofd buig ik voor al die Boeddha’s.
Elke is goudkleurig en schijnt als zuiver goud.
Hij heeft mooie ogen, zuiver en volmaakt als beril.

sungold1.jpg

Hij is een schat vol heerlijkheid, pracht en roem.
Hij is een Boeddha-zon
die de mentale verduisteringen verwijdert
door stralen van mededogen.

Hij is volkomen zuiver en smetteloos,
erg briljant en heeft glanzende ledematen.
Hij is een volledig verlichte zon.
Zijn ledematen zijn zo puur als goud.

Hij verkwikt de geesten van hen
die verteerd worden
door het razend vuur van onzuiverheden,
zoals de maan de nacht verlicht.

Zijn zintuigen zijn prachtig,
bezitten de tweeëndertig uitmuntende kenmerken*
en zijn ledematen schitteren
met minder briljante eigenschappen.

*Een Verlichte bezit 112 lichamelijke kenmerken, waaronder 32 grote, uitmuntende (laksanas)
en 80 mindere grote tekenen (anuvyanjanas), die het resultaat van zijn Verdiensten en innerlijke Kwaliteiten zijn: s. J. Nobel S. 29

123333.jpg

Hij straalt als de Zon
in de duisternis in de drie werelden,
met stralenkransen vol heerlijkheid,
verdiensten, pracht en praal.

Met ledematen die lijken op zilver, kristal of koper,
diverse prachtige kleuren zo puur als beril,
met vele bundels lichtstralen en afwisselend versierd,
koperrood als de dageraad,
schijn jij grote Wijze als de Zon.

sun.jpg

Voor iemand die in de kolkende rivier
van het cyclisch bestaan is gevallen,
midden in de stroom van rampspoed,
gekweld door angsten,
in de poel des doods;

In de greep van ouderdom,
zal de oceaan van ellende,
waarvan de stroming extreem hard en wreed is,
geheel opdrogen door de stralenkransen
van de Boeddha-zon.

Ik aanbid de Boeddha,
wiens ledematen schijnen als de kleur van goud,
die een onuitputtelijke bron van kennis is,
Meester over de drie wereldsferen is,
wonderschoon is en wiens ledematen verfraaid zijn
met schitterende tekenen.

sumeru2.jpg

Net zoals het water van de oceaan onpeilbaar is,
de stofdeeltjes van de aarde niet te tellen zijn,
de heilige berg Meru een eindeloos aantal stenen heeft,
de lucht geen einde kent;
Voorwaar, evenzo zijn de verdiensten van de Boeddha oneindig.

Zelfs alle wezens bij elkaar kunnen dit niet weten.
Al zou men dit talrijke aeonen overwegen,
dan zou het toch nog onmogelijk zijn,
de laatste verdiensten van de Boeddha te kennen.

Na aeonen is het misschien mogelijk
de aarde met al zijn stenen, bergen en oceanen te tellen,
en evenzo alle waterdruppels in de oceaan,
maar het is onmogelijk het einde te kennen
van de verdiensten van de Boeddha.

Mogen alle wezens zo verdienstelijk zijn,
met zo’n geweldige uitstraling, roem, glorie
en zo’n mooi lichaam met zulke uitzonderlijk
mooie contouren en de tachtig mindere tekenen.

En moge ik door deze goede daad
binnenkort een Boeddha in de wereld worden;
moge ik de Dharma verkondigen
voor het welzijn van de wereld;

Moge ik wezens die gebukt gaan
onder diepe ellende bevrijden;
moge ik Mara met zijn macht en legers verslaan;
moge ik het wiel van de uitmuntende Dharma
(de Leer) in beweging zetten;

Moge ik verblijven voor onvoorstelbaar vele aeonen
voor het welzijn van de voelende wezens
om de ellende uit de wereld te verdrijven;
moge ik wezens met het water van nectar verzadigen;

Moge ik de zes ongeëvenaarde Perfectie’s* volbrengen,
net zoals ze volbracht zijn door de Boeddha’s van het verleden;
moge ik de onzuiverheden overwinnen;
moge ik begeerte, haat en onwetendheid** uitroeien.

En moge ik me voortdurend bewustzijn
van al mijn vorige levens
gedurende triljoenen wedergeboortes.
Moge ik me voortdurend de grote Wijzen
indachtig zijn en luisteren naar hun woorden,
want het is verrukkelijk en verdienstelijk.

En moge ik door deze goede daad
altijd ontmoetingen met de Boeddha’s hebben,
alle slechte daden vermijden
en altijd goede daden verrichten,
uitstekende bronnen van verdiensten.

snowlioncry.jpg

Mogen in alle sferen van alle wezens
alle leed uitgeroeid worden.
Mogen de defecte zintuigen en ledematen
van de wezens die ziek zijn, volledig herstellen en genezen.

Mogen zij die in de tien richtingen bedlegerig,
ziek, machteloos, gewond en hulpeloos zijn,
allemaal vlug bevrijd van ziekte worden
en hun gezondheid, kracht en zintuigen terugkrijgen.

Mogen de wezens die het gevaar lopen
bedreigd of gedood te worden
door koningen, dieven of schurken,
of lastiggevallen worden
door honderden verschillende angsten;

Of verdrukt worden en lijden,
allemaal bevrijd worden van die honderden
extreme en vreselijke angsten.

Mogen zij die geslagen worden,
gebonden zijn of gevangen zitten,
gemarteld worden,
door schulden en verbintenissen gekweld worden,
verzeild zijn geraakt in diverse hachelijke situatie’s;

Of door vele duizenden werken in beslag genomen worden,
gekweld door vreselijke angsten en zorgen,
allemaal bevrijd worden van al hun banden,
verplichtingen, schulden enzovoort;

Mogen zij die geslagen worden,
bevrijdt worden van hun beulen;
Mogen de ter dood veroordeelden
vrijgesproken worden;

En mogen allen die in de problemen zijn gekomen,
vrij van angst worden.
Mogen de wezens die door honger en dorst gekweld worden
gevarieerd eten en drinken krijgen.

En mogen de blinden verschillende vormen zien,
de doven prachtige geluiden horen,
de naakten kleding krijgen
en de armen schatten verwerven.

En mogen alle wezens gezegend worden
met overvloedige rijkdom, graan en diverse juwelen.
Dat niemand leed hoeft te ervaren.
Mogen alle wezens een knap uiterlijk bezitten.

Mogen zij mooie, hoffelijke, fraaie vormen hebben
en voortdurend vele grote hoeveelheden zegeningen ontvangen.

Mogen er voor hen, zodra ze denken aan eten en drinken,
enorme rijkdom en verdiensten, luiten, trommels,
prettig klinkende cymbalen, bronnen, zwembaden, vijvers
en reservoirs zijn, waarnaar zij verlangen (wensen).

Mogen al hun wensen, zodra ze denken aan lotus vijvers
met blauwe en gouden lotussen, voedsel en drank,
kleding, rijkdom, goud,
sieraden gemaakt van edelstenen of parels,
beril of verscheidene juwelen,
onmiddellijk vervuld worden.

Mogen er geen sporen van leed zijn,
waar dan ook ter wereld.
Mogen er geen wezens zijn
die elkaar niet kunnen uitstaan
en mogen zij allen van edele aard zijn,
lichtgevend en liefdevol voor elkaar.

Wat voor een succes er ook kan bestaan
in de wereld van mensen,
moge het er onmiddellijk zijn
zodra ze er aan denken.

Mogen al hun wensen vervuld worden
door hun verdiensten en de vruchten ervan,
zodra zij ergens aan denken.
Moge het drie maal per dag geurstoffen,
Bloemen kransen, zalf, kleding, poeders,
en verschillende bloemen van de bomen regenen.

Mogen de wezens het van harte verwelkomen
en er verheugd mee zijn.
Mogen zij waarlijk alle Tathagata’s van de tien richtingen,
de Bodhisattva’s, de Shravaka’s en de zuivere, smetteloze,
onberispelijke Wet, de Dharma vereren en hulde bewijzen.

Mogen de wezens de lagere bestaanswerelden
en de acht gebrekkige vormen van bestaan* vermijden
en de allerbeste goedgunstige kans** verkrijgen.

*Deze acht onvrijheden zijn: geboren worden in 1. de hel, 2. als een hongerige geest, 3. als een dier, 4. als een lang levende god, 5. in een barbaars, niet-religieus land, 6. in een tijd wanneer er geen Boeddha-Dharma onderwezen wordt, 7. moeten leven met lichamelijk of geestelijke gebreken, 8. verduisterd zijn door verkeerde zienswijzen (onwetendheid).
**Dat is een kostbare geboorte als mens voorzien van de acht Vrijheden, omdat dit de allerbeste kans biedt om de Dharma te kunnen beoefenen en de Verlichting te bereiken.

Mogen zij altijd ontmoetingen met Boeddha’s hebben.
Mogen zij immer een hogere wedergeboorte verkrijgen
en mogen hun schatten vol met overvloedige rijkdom
en graan zijn.

Mogen zij voor talrijke aeonen
door en door verfraaid met schoonheid,
aanzien, roem en glorie zijn.
Mogen alle vrouwen voortdurend sterke,
heldhaftige, intelligente en geleerde mannen worden.*

Mogen zij voortdurend naar de Verlichting streven
en actief de zes Perfecties beoefenen.
Mogen zij de Boeddha’s van de tien richtingen zien,
die comfortabel zitten op zetels van kostbaar beril
onder perfecte juwelenbomen.

Mogen zij luisteren naar de Dharma die zij verkondigen.
Mogen de slechte daden die ik begaan heb in het heden
en in vorige levens, die onbevredigende vruchten opleverden,
allemaal zonder restant vernietigd worden.

Mogen alle wezens die gevangen zitten
in het cyclisch bestaan,
vastgebonden met stevige ketenen
aan het cyclische bestaan,
bevrijd worden van hun slavernij,
door middel van wijsheid.

Mogen zij verlost worden van hun ellende.
Mogen zij Boeddha’s worden.
Welke wezens dan ook,
hier in Jambudvipa en in andere wereldsferen,
die diverse, diepgaande verdiensten verzamelen,
die feliciteer ik allemaal en ik verheug me daarin.

Moge er door deze felicitatie en blijdschap van mij
vanwege de door hun verzamelde verdiensten
en door de verdiensten verkregen door mij
door middel van lichaam, spraak en geest,
er succes voor mij zijn die goede vruchten zal opleveren.

Mogen al mijn wensen in vervulling gaan
en moge ik de allerhoogste,
de volkomen Verlichting bereiken.

*Zo dacht men circa 2500 jaar geleden; de Boeddha echter, zag geen verschillen tussen mannen en vrouwen en achtte beide geslachten in staat de volkomen Verlichting te bereiken.

Een ieder die voortdurend de Boeddha’s vereert
en hun hulde bewijst met een gelovige,
oprechte geest, zuiver en smetteloos
door middel van deze ‘Bekentenissen’,
die geprezen wordt als de oorzaak voor
de overdracht van Verdiensten,
die verlaat voor zestig aeonen
de lagere (boze) bestaanswerelden;

En ongeacht wie, mannen of vrouwen,
brahmanen en krijgers,
die oprecht met deze lovende verzen de Wijze vereren,
met gevouwde handen vol eerbied,
zullen zich al hun vorige levens herinneren in al
hun toekomstige existenties.

Zij zullen een fraai lichaam
met gezonde ledematen en zintuigen hebben,
begiftigd zijn met diverse deugden en verdiensten
en zij zullen voortdurend vereerd worden
als een koning onder de mensen.
Zo zal het hem in iedere (geboorte) plaats vergaan.

Al hebben zij niet onder één Boeddha iets goeds gedaan,
noch onder twee, vier, vijf, noch onder tien Boeddha’s,
maar in wier oor deze ‘Bekentenissen’ gesproken worden,
hebben goeds verricht onder duizenden Boeddha’s.’"

Zo (eindigt) het derde hoofdstuk, het Hoofdstuk over Bekentenissen, in de uitmuntende Suvarnabhasa, de koning van de sutra’s.

buddha10.jpgk25.jpeg